TERUG NAAR START
Albartus Jaspers Faijer
albertus_jaspers_fayer_geb._1827_overl._1897__onwjears_bats_.jpg  
GeslachtMan
Leeftijd69 jaar
 
Geboren21-10-1827teVriezenveen
Overleden10-3-1897teVriezenveen
Vader Johannes (Jannes) Jaspers Faijer
 Geboren 26-12-1792
 Overleden 2-7-1858
Moeder Gerhardijna (Gerritdina) Coster
 Geboren 5-7-1794
 Overleden 30-1-1838
Broer  Hermannus *13-3-1815
Broer  Hendrik *5-2-1816
Broer  Derk *29-12-1818
Zus  Fredrika *10-11-1821
Zus  Aaltjen *10-12-1824
Broer  Johannes *18-6-1831
Broer  Herman *31-12-1834
 
Huwelijk 23-6-1860 te Vriezenveen
 
metJohanna Lena Webbink
 Geboren30-7-1837
 Overleden12-8-1869
NotitiesAlbertus huwde als Albartus Faijer met als beroep landbouwer, Johanna Lena Webbink was dienstmeid.
Albartus heette de zoon te zijn van Jannes Jaspers Faijer en Gerritdina Koster. Een wijziging van de namen in de huwelijksakte van Albertus vindt plaats op 09-11-1888 waarbij Albartus naam wordt gewijzigd in Albartus Jaspers Faijer en die van zijn moeder Gerritdina Koster wordt veranderd in Gerritdina Coster.
Kinderen  Gerritdina
Johanna
Julia
Notities persoonOok wel Albartus (bijnaam Onwjears Bats) genoemd, landbouwer en grondeigenaar, bewoonde het Onweersgoed aan het Oosteinde nr. 345 (huidige nummering). Was lange tijd wethouder (1887-1897) en raadslid van de gemeenteraad (1862 -1887).
In oa 1893 fungeerde Albartus Jaspers Faijer als ambtenaar van de burgerlijke stand te Vriezenveen.
Koopt op 25-6-1864 zo´n 6 hectare land voor 200 gulden van de kinderen van Jan Aman en Klasina Berkhoff genoemd de oostelijke helft van het zogenaamde "Onweersland" aan de zuidkant van de dorpsstraat. In 1876 wordt de boerderij op een gemiddelde huurwaarde van 90 gulden geschat, dat is ruim boven het gemiddelde van ruim 52 gulden in Vriezenveen (bron: archief kadaster Zwolle). Opmerkelijk is dat het erf op naam van de broer van Albertus genaamd Hendrik staat, die al in 1865 is overleden, aangezien de boedel van de vader van Albertus pas jaren na zijn dood (in 1891) is verdeeld was eigenlijk iedereen van de kinderen eigenaar in 1876, maar opmerkelijk is toch wel dat Hendrik op dat moment al jaren was overleden, dus de registratie van het kadaster was niet echt up-to-date.
Albartus was gemeenteraadslid vanaf 1862, toen hij zitting kreeg in een grotere gemeenteraad in verband met de vermeerdering van de bevolking van de gemeente Vriezenveen in die tijd; was in elk geval in 1866 nog gemeenteraadslid. Vervulde de functie van wethouder van 6-9-1887 tot zijn overlijden op 10-3-1897. De heer J. Harmsen volgde hem op (bron: gemeentearchief Vriezenveen).
Op 19 april 1864 is er een boedelbeschrijving nav het overlijden van de neef Derk Jaspers Faijer die als wees op 19 jarige leeftijd op het Onweerserf in het huis van zijn oom Albartus overlijdt. Er wordt vermeld dat de boedelscheiding van de grootouders Jannes Jaspers Faijer en Gerritdina Kosters nog niet heeft plaatsgevonden en dat Albertus bij testament enig erfgenaam is geworden van het erfdeel van neef Derk en Derks eigen bezittingen. Het Onweersbezit wordt dan getaxeerd op 17.249,72. Derks erfdeel hiervan is één vierde deel, te weten 4.302,43. Naast dit erfdeel dat dus volledig aan Albertus toevalt vallen de bezittingen van Derk aan Albartus toe. Deze bestaan vrijwel uitsluitend uit hypotheken en uitstaande leningen ter waarde van 8.173,05. (zie ook notities neef Derk Jaspers Faijer (1845-1864).
In oktober 1871 vindt er al weer een boedelbeschrijving plaats naar aanleiding van het overlijden van dochter Julia: landerijen, woning, meubilair, kleding, geld, en waardepapieren worden geschat op ruim 23.000 gulden.
Op 8-6-1872 vindt opnieuw een boedelscheiding plaats nav het overlijden 3 jaar eerder van echtgenote Johanna Lena Webbink. Dit is opmerkelijk omdat de boedelscheiding van de vader van Albertus (overleden in 1858) pas jaren later plaats vond, terwijl het hier toch om de inboedel van het zelfde erf gaat, waar eigenlijk in het geheel geen boedelscheiding over had kunnen plaatsvinden, aangezien de boedelscheiding van een generatie eerder nog niet had plaatsgevonden (pas in 1891). Het lijkt erop dat Albertus ervan uitging dat een boedelscheiding van zijn ouders niet meer plaats zou vinden en dat het erf en landerijen hem toekwamen!

De beschrijving van de inventaris is erg uitvoerig. Een greep hieruit: een Friese hangklok ter waarde van 15 gulden, twee dozijn witte borden en twee dito schotels te waarde van 1,20. 9 stuks gekleurde borden en 5 dito schotels gewaardeerd op 0,50. 9 tinnen borden ter waarde van 6 gulden, 40 tinnen lepels en een dito soeplepel op 1,50. 15 ijzeren vorken en 16 messen getaxeerd op 1,50. Een koperen tabaksdoos , een servies met 30 kopjes en schoteltjes van aardewerk op 2 gulden geschat, een tinnen koffiekan, een verlakte tinnen koffiekan en 2 tinnen theepotten, 12 keukenstoelen. 3 petroleumlampen, waaronder 1 hanglamp, 6 eierlepeltjes, 2 bierglazen, 33 linnen beddenlakens geschat op 20 guldens, 1 rol ongemaakt linnen geschat op 30 gulden, 1 kerkboek met zilveren sloten en beugel geschat op 12 gulden. In de "groote oostelijke kamer van het huis een ovale geschilderde tafel met 6 stoelen, 3 schilderijen en een spiegel, een opgelegd eikenhouten kabinet, 2 katoenen parapluis, 1 strijkijzer, 2 onder en bovenbedden. Ook in de keuken met uitzicht op de straat is een onder en bovenbed en verder is dit zelfde ook te vinden in een kamertje boven de kelder, daar zijn ook nog 6 stoelen met rieten zittingen en 6 stoven te vinden. In totaal lijken er 8 slaapplaatsen te zijn. 2 in de keuken, 4 in de kamer en 2 in het bovenkamertje. In de kelder zijn melkvaten en een balans met schalen te vinden.
Verder de nodige pannen, melkvaten etc.
De veestapel was beperkt, 1 paard (120 gulden) 3 zwartbonte koeien (330 gulden), 2 kalveren (60 gulden), 1 oud varken (20 gulden), 25 kippen en 1 haan (7 gulden), 2 katten (!) worden geschat op 30 cent, 2 beslagen wagens (45 gulden), 2 mestwagens (20 gulden), divers boerengereedschap, 3 koperen wasketels. "Voorradige gedorschte rogge en boekboekweit" (55 gulden). aardappelen (9 gulden), hooi en stro (10 gulden) en mest in de stal (40 gulden), turf (15 gulden), op het veld staande vruchten (350 gulden), voorradige levensmiddelen (30 gulden), voorradige contanten (150,82).

De kleding van Johanna Lena Webbink bestond uit:
-5 katoenen en 7 wollen jakken, 15 gulden
-6 wollen rokken, 10 gulden
-3 gestreepte en een rode "baaijen" rok, 9 gulden
-15 mutsen, 1,80
-4 boezelaars, 3 gulden
-10 linnen hemden, 10 gulden
-40 linnen halsdoeken, 10 gulden
-6 linnen zakdoeken, 0,90
-een kerkboek met 2 zilveren sloten, 10,90

De kleding van Albertus Jaspers Faijer bestond uit:
-2 lakense jassen, 6 gulden
-1 duffelse jas, 5 gulden
-2 broeken en 2 vesten, 8 gulden
-2 "duffelsche en een lakens buis" , 5,50
-1 hoed en 2 petten, 4 gulden
-2 paar laarzen, 4 gulden
-2 "baaijen" en 4 katoenen borstrokken, 3 gulden.
-6 halsdoeken, 1,50
-2 oude zilveren horloges, 18 gulden
-6 linnen en 6 katoenen zakdoeken
-12 linnen hemden, 9 gulden
-6 paar kousen en 2 paar klompen, 3 gulden

Uitstaande leningen bedroegen in totaal 14.449,57, daarnaast bezaten Albartus en zijn vrouw nog effecten en obligaties ter waarde van 1.566,49, waaronder Russische en Oostenrijkse obligaties.
De landerijen omvatten ca. 44 hectare grond en naast het eigen erf 1/4 aandeel in een katerstede te Wierden.
Daarnaast waren er nog schulden: grond en personele belasting 25 gulden en aan verschuldigd loon voor dienstboden 250 gulden.

Pas in 1891 vindt de boedelscheiding van de ouders van Albartus plaats, de boerderij is even daarvoor geheel afgebrand (zie notities bij vader Johannes Jaspers Faijer).

In december van 1897 vindt na zijn eigen overlijden, eerder dat jaar, weer een boedelscheiding plaats. Het onroerend goed wordt vastgesteld op 10.450 gulden, waaronder een boederij, een smederij en 1/4 deel eigendom van een katerstede te Wierden. Het eigendom aan landerijen omvat maar liefst ca. 46 hectare aan land. Hij wordt dus niet voor niets in de oude akten grondeigenaar genoemd. Zijn bezit was erg omvangrijk. Hij verhuurde veel van zijn landerijen. Aan waardepapieren (hypotheken en dergelijke) bezat Albertus de lieve somma van 18.760 gulden.
De inboedel en verdere roerende "lighamelijke zaken" werden getaxeerd op 800 gulden. Aangezien er slechts 2 erfgenamen waren erfde ieder een kapitaaltje van 14.605 gulden (de derde dochter Julia was al op jonge leeftijd overleden).

De tijd van Albertus Jaspers Faijer is de tijd van de "Onweersboer" als grootgrondbezitter. Na 1899 zal het grondbezit door boedelsscheidingen en verkoop haar aanvankelijke omvang snel verliezen. Volgens het kadaster was het grondbezit van de " Onweersboer" in 1859 in Vriezenveen (er was ook bezit in Wierden en Geesteren!) zo´n 33 hectare. In 1926 was hier nog maar 14 hectare van over, die omvang zou het erf vanaf deze tijd behouden.
(Bron: familiearchief Onweersfamilie).
Notities geboortegeboren als Albartus